Een meewerkend voorwerp is een zinsdeel dat met aan of voor kan beginnen. Als de woorden aan of voor er niet staan, kun je ze er voor zetten.
Je stelt de volgende vraag om het meewerkend voorwerp te vinden: Aan wie/wat of voor wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Bijvoorbeeld: Voorbeeldzin 1: Ik geef mijn moeder een kus als ik naar huis ga. wwg = geef onderwerp = ik lijdend voorwerp = een kus Stel de volgende vraag: aan wie geef ik een kus? mv = mijn moeder Voorbeeldzin 2: Ik een heb een kattensnoepje voor de kat gekocht. wwg = heb gekocht onderwerp = ik lijdend voorwerp = een kattensnoepje Stel de volgende vraag: voor wie heb ik een kattensnoepje gekocht? mv = voor de kat Voorbeeldzin 3: Mickey heeft hen een gamespel beloofd onderwerp = Mickey wwg = heeft beloofd lijdend voorwerp = een gamespel Stel de volgende vraag: aan wie heeft Mickey een gamespel beloofd? mv = hen |